Roos Hoogeboom ontdekte de racefiets pas op latere leeftijd. Wielrennen was een droom die maar stilletjes aan weerklank vond. De intussen 33-jarige renster van Bizkaia-Durango heeft zich in een paar jaar tijd ontwikkeld tot een mooie atlete op de fiets. Dat ze talent heeft, bewijst het feit dat ze de overgang snel verteerde en na haar 30 alsnog prof kon worden. De droom van de Utrechtse is zo uitgekomen, zeg maar.
Roos, jij komt uit het schaatsen. Lag wielrennen wel voor de hand?
Roos Hoogeboom: “Destijds ging ik met mijn toenmalige vriend en een stel van zijn vrienden mee mountainbiken in de Belgische Ardennen. Daar kwam ik erachter dat ik ongetraind redelijk goed mee kon met de jongens. Wielrennen paste beter bij mijn schaatsachtergrond en ik bedacht dat ik mijn eerste racefiets zou kopen van mijn eerste salaris. Ik studeerde immers nog en werkte erbij om mijn studie te betalen. Die fiets kocht ik dan ook in 2009 van mijn eerst verdiende centjes. Toen ik Peter, mijn huidige vriend, ontmoette in Maastricht moedigde hij mij aan om eens een wintertriatlon te doen. Dat kwam mede door mijn schaatsachtergrond. Dat was de eerste keer dat ik in aanraking kwam met competitiesport. Mijn fietsonderdeel was buitengewoon sterk en ik kreeg destijds regelmatig de opmerking dat ik eens wat met dat fietsen zou moeten doen. Het was een droom, maar ik durfde niet. Ik zat niet goed in mijn vel, had een burn-out, moest stoppen op de universiteit, en was fysiek een wrak. Ik zat diep in de put en vroeg mij af wie ik nog was. Ik geloofde nog niet voor de volle 100 procent in mijn potenties. Toch liet ik mij eind december 2012 fysiek testen. De test liet blijken dat ik lichamelijk in orde was, en dat ik voldoende capaciteiten had om nog te benutten. De sportarts hield een oogje in het zeil. De fiets gaf ruimte in mijn hoofd, gedachten konden een plekje krijgen en ik maakte een ontwikkeling door als mens. Waar ik eerder mijn droom verstopte wegens schaamte, mag hij er inmiddels nu helemaal zijn. In 2013 werd ik Nederlands Kampioen wintertriatlon en in 2014 kon ik deze titel prolongeren. Maar het wielrennen trok mij meer en ik besloot mij daar meer op te gaan richten.”
Hoe verliepen jouw eerste wedstrijden?
Roos Hoogeboom: “De eerste keer, dat was een criterium in Oud-Gastel, in 2013. Ik mengde mij meteen in het peloton, schrok niet van vallende bidons en eindigde in het linkerrijtje van de uitslag. Dat smaakte naar meer. Voor het eerst ging ik trainen volgens een trainingsschema en zorgde ik ervoor dat ik allerlei randzaken goed op orde had om een betere wielrenster te worden. Het was een sprong in het diepe en tegelijkertijd een fantastisch doel. Ik sloot mij aan bij het Nederlandse team Jan van Arckel en al heel gauw mocht ik mee naar mijn eerste UCI-koers. Fysiek was ik sterk en langere wedstrijden kon ik goed aan. Maar explosief was ik niet en de koers lezen kon ik niet. Ik ontdekte dat er nog zoveel te leren was. Dus ik was des te meer gedreven om door te gaan.”
Waar haalde je de kracht om het tot pro te schoppen?
Roos Hoogeboom: “Gewoon uit mijn plezier in het wielrennen. Het is iets dat ik heel graag doe en ik geloof erin dat je dan moet doorgaan. Dit ben ik. En ik ben ontzettend blij dat ik dit heb mogen ontdekken. Op mijn 30e reed ik mijn eerste wedstrijd. Uiteraard heb ik ambities en dat is ook nodig. Ik ben vaak ontevreden en op zoek naar verbeterpunten. Daarnaast hou ik van het proces van doelen stellen, stappen maken, leren en omgaan met tegenslag. En het is kicken als de data van mijn inspanningen bevestigen dat ik op de goede weg ben. Het is een groot avontuur voor mij.”
Vanwaar komt die liefde voor de fiets en hoe ver gaat dat?
Roos Hoogeboom: “Ik heb altijd veel gefietst. Want vroeger heb ik 6 jaar lang 14 km heen en 14 km terug door de polder moeten fietsen om naar de middelbare school te gaan. Wellicht dat ik daar al een kleine basis heb gelegd. Pas later ontdekte ik de racefiets. Een interne motivatie om te bewegen heb ik altijd gehad. Vroeger deed ik aan ballet, crosste ik op een fietsje door de tuin, schaatste ik en op mijn veertiende kocht ik een pony. Ik hou van het materiaal, van boeken over sport uit te pluizen, van tijdrithoudingen te analyseren of om mijn ketting ijverig schoon te maken. Ik wil een betere wielrenster worden. Hoe ver dat gaat? Dit jaar kies ik volledig voor de sport. Ik verblijf in het seizoen in Spanje omdat dat beter is voor mijn ontwikkeling. Ik zie mijn geliefde dus nu een stuk minder.”
Wat boeit je zo aan de koers?
Roos Hoogeboom: “Wielrennen is voor mij boeiend omdat om te winnen naast de fysieke krachtmeting ook het spel van de koers van belang is. Als ik een koers rijd dan voel ik dat ik leef. De ‘rollercoaster’ van het peloton en daar zo goed mogelijk je eigen ‘cruiseschip’ doorheen manoeuvreren is gewoon kicken. Weer of geen weer. Alles in het leven is al zo comfortabel gemaakt, dat de koers voor mij ruimte biedt om even uit de comfortzone gaan en te voelen wie ik ben. Wielrennen is ook een teamsport waar teamtactieken bij komen kijken. Dat vind ik mooi, want gezamenlijk naar een doel toewerken geeft mij veel voldoening. Wanneer dit tot een goede prestatie leidt, maar toch ook bij teleurstellingen vind ik het speciaal om dat te kunnen delen met anderen.”
Bron: http://wielerverhaal.com/deze-nederlandse-topmeid-slaagde-erin-na-haar-30e-profwielrenster-te-worden/
Fotomateriaal: Krist Vanmelle.
Recent Comments