Iedereen praat over wielrennen. Het had op de ALV van de wielerclub kunnen zijn, of in de ploegleiderswagen onderweg naar een koers, of in de Coffeelovers met wat Maastrichtse vrienden. Dat was logisch geweest. Maar ik lig op de operatietafel te midden van groene jassen. En ik ben de aanstichtster en ook het onderwerp van gesprek. Een groene jas gaat de Dolomieten marathon fietsen. Inmiddels praat het onderwerp van gesprek zelf niet meer mee. De narcose dwingt me mijn ogen te sluiten en vanaf dat moment ben ik overgeleverd aan de deskundigheid van mijn medefietsers. Ze gaan mij verlossen van het staal op mijn sleutelbeen.
Ik hoor ‘hartslag 45’ en probeer op te kijken naar degene die dit zegt. Ik doe een poging en meteen zak ik weer weg in die narcotische slaap. Ik heb geen gevoel voor tijd. Maar wel gevoel in mijn linkerschouder dat mij voor heel even wakker maakt. Het is botpijn, want deze pijn ken ik. Er zijn zojuist zes groene en gele schroeven uitgeboord, ontdek ik als iemand mij het zakje voorhoudt met het plaatmateriaal. ‘Het is allemaal goed gegaan’, ‘je bent klaar’, zegt ze. Als ik met bed en al word verhuisd naar de zaal ben ik allang weer vertrokken in die vertrouwde roes.
Zoute druppels gutsen van mijn hoofd en mijn armen zien nat van het zweet. Ik zwoeg mij naar boven met enkele mede-vluchters om mij heen. We beginnen aan de slotkilometers van de Hills Classic en de zon zakt richting de horizon. Ik sta op mijn pedalen en kijk naar boven want daar zal ik als eerste aankomen. Daar boven ligt de finish, bergop. En dan besef ik dat ik niet bezig ben aan de slotklim, en ik niet op mijn fiets zit. Ik lig onder een deken in een ziekenhuisbed en mag een lunch uitkiezen. Ik kies voor de boterhammen met kaas en de “dagelijkse tomaat”, zoals het op de menukaart staat. Even later slaap ik weer. De warmte maakt mij wakker en ik voel mijn benen aan elkaar plakken. Mijn benen die weer willen koersen. Ik kijk uit naar een welverdiende koffie in de Coffeelovers, de strijd in het damespeloton, en het voelen branden van de koers in mijn benen.
Na bijna 9 maanden bionisch mens te zijn geweest neem ik nu de 9 gram chirurgisch staal in een plastic zakje mee naar huis. ‘Wellicht is het nog handig voor later, ik blijf tenslotte gewoon wielrenster’, grap ik als ik de zuster gedag zeg.
Recent Comments